Hoe werkt een kompas?

Je kunt natuurlijk op Google Maps kijken als je ergens naartoe moet. Maar nog leuker is het om ouderwets op pad te gaan met een kompas. Hoe werkt zo’n ding?

Altijd naar het noorden

Op een kompas staat altijd een roos. Dat is een kruis met de vier windstreken (richtingen dus) erbij. Noord staat bovenaan, oost rechts, zuid onderaan, west links.

Verder zit er een wijzertje in het kompas, de naald. Die wijst altijd naar het noorden, hoe je het kompas ook draait.

Magnetische naald

Dat de kompasnaald altijd naar het noorden wijst, komt doordat hij magnetisch is. En dat is de noordpool van de aarde ook. De magnetische kracht van de noordpool trekt de kompasnaald aan. Richting het noorden, dus.

Handig! Want als je ziet waar het noorden is, weet je ook meteen waar de andere windstreken zijn.

360 graden

Maar wat als je niet precies in het noorden, oosten, zuiden of westen moet zijn, maar ergens daar tussenin? Daarvoor staan er cijfers op het kompas: de ‘graden’. Het hele rondje van het kompas is verdeeld in 360 graden. Elke graad is een streepje.

Je telt vanaf noord, bij nul graden. Het oosten ligt bij 90 graden, het zuiden bij 180 graden en het westen bij 270 graden. En bij 360 graden ga je weer richting het noorden.

Alleen de richting

Met alleen een kompas is het best lastig om de weg te vinden. Je weet daarmee wel welke kant je op moet, maar niet hoe vér.

Ga je op stap met een kompas? Neem dan ook een goede kaart mee. (En je telefoon, voor als je toch op Google Maps moet spieken.)